Wat gebeurde er precies?
Op 7 februari 2007 lazen de inwoners van Leeuwarden een opmerkelijke vacature in hun ochtendkrant: de gemeenteraad van Leeuwarden zocht acht “enthousiaste en kritische burgers” voor een burgervisitatiecommissie. Die visitatiecommissie moest het functioneren van de raad driekwart jaar gaan volgen, en daarna de raad advies geven over verbeteringen van “de wijze van debatteren en presentatie van de gemeenteraad, de aantrekkelijkheid van de vergaderingen en de leesbaarheid van de raadsstukken”.
De commissie was in het leven geroepen op initiatief van de Leeuwarder gemeenteraad. Het was de eerste visitatiecommissie in Nederland die volledig bestond uit onafhankelijke burgers. Met dit initiatief wilde de raad de lokale politiek op een aansprekende manier onder de aandacht brengen, zodat deze aantrekkelijker en begrijpelijker zou worden voor haar burgers. De raad trok 16.000 euro uit voor de organisatie van de burgervisitatie.
De oproep in de krant leverde ruim honderd reacties op. Uit de aanmeldingen nodigde de selectiecommissie, bestaande uit de vicevoorzitter van de raad, de griffier en de adjunct-griffier, twaalf burgers uit voor een sollicitatiegesprek. Na deze twaalf gesprekken selecteerde zij acht burgers voor de burgervisitatiecommissie, die samen een doorsnede van de Leeuwarder bevolking moesten vertegenwoordigen. De acht burgers werden vervolgens officieel benoemd door burgemeester Dales.
De burgervisitatiecommissie startte haar werk in april 2007 en kreeg ondersteuning van de griffie. De commissieleden woonden vergaderingen bij van de raad, van raadscommmissies, van fracties en van het college. Zo konden zij de kwaliteit van de vergaderingen beoordelen. Ze keken hoe raadsleden zich presenteerden en spraken, maar bekeken ook de (kwaliteit van de) vergaderstukken. Voor sommige burgers leverde dit verrassende inzichten op: ‘Vaak is niet zichtbaar hoe betrokken raadsleden feitelijk zijn. Het komt niet helemaal overeen met het beeld dat ik van tevoren had van de politiek: een beetje populistisch en van de korte termijn. Die inzet en betrokkenheid hebben mij als burger verrast.’
In haar eindverslag Uit het hoofd en het hart kwam de commissie met maar liefst 47 kleine en grotere aanbevelingen om de lokale politiek te verbeteren. Zo kon de informatieverzameling in aanloop naar een raadsvoorstel beter en moesten raadsvoorstellen beter leesbaar en eerder worden gepubliceerd op de gemeentesite. Met deze maatregelen wilde de visitatiecommissie een langere voorbereidingstijd realiseren, om burgers zo meer ruimte te geven voor inspraak. Voordat de politiek aan zet kwam in de openbare commissievergaderingen, moesten burgers volgens de commissie de kans krijgen om hún mening te laten horen. Hierbij moesten de burgers actief worden geïnformeerd over hun inspraakmogelijkheden, bijvoorbeeld via advertenties in de huis-aan-huiskrant.
De visitatiecommissie had het hele besluitvormingsproces doordacht: nadat burgers hun mening hadden kunnen geven, zouden de openbare raadscommissievergaderingen daarna kunnen worden gebruikt voor politieke meningsvorming; partijen zouden hier hun (voorlopige) standpunten en politieke verschillen moeten duidelijk maken. Vervolgens zou het inhoudelijk debat vooral tussen de fracties onderling moeten plaatsvinden, in plaats van tussen de fracties en de wethouder. Daarna zou de raadsvergadering kunnen worden gebruikt voor een kort en scherp inhoudelijk debat, met afsluitend de besluitvorming. Een burger uit de visitatiecommissie zei hierover het volgende: “Ik dacht altijd dat je als burger bij een raadsvergadering moest zijn om invloed op een besluit te hebben. Maar nu weet ik dat je bij een commissievergadering moet zijn, en het is nog beter om daarvoor al contact te zoeken met raadsleden. In de beginfase liggen meningen nog open, maar als een voorstel eenmaal in de raad wordt besproken, staan de meningen vast en het besluit dus ook.”
De aanbevelingen zijn door de raadswerkgroep ‘nieuwe werkvormen’ verwerkt in de notitie Nieuwe werkvormen gemeenteraad. 44 van de 47 aanbevelingen werden als haalbaar beschouwd. De realiseerbaarheid van de overige drie aanbevelingen, die opriepen raadsleden en wethouders zo veel mogelijk in de binnenring van de raadszaal te laten debatteren, was afhankelijk van de opkomst bij een vergadering, en dus niet direct beïnvloedbaar. Een deel van de 44 aanbevelingen kon al direct door de gemeentelijke organisatie, het presidium en de griffie worden opgevolgd. De overige aanbevelingen werden verwerkt in een aantal beslispunten voor de gemeenteraad, zoals het voorstel om meer te investeren in de raadscommunicatie richting burgers, de raadsagenda’s eerder te verspreiden en de behandeling van raadsvoorstellen vorm te geven in de drie fasen van het BOB-model (Beeldvorming, Oordeelsvorming en Besluitvorming). Op 22 september 2008 stemde een meerderheid van de raad in met deze voorstellen.
De gemeenteraad nodigde de burgervisitatiecommissie uit om de voortgang van de veranderingen te beoordelen. In december 2009 en januari 2010 heeft de commissie daarom opnieuw de raad beoordeeld. De visitatiecommissie constateerde ‘met genoegen…{dat} de huidige raad de aanbevelingen niet naast zich heeft neergelegd.’ De burgervisitatiecommissie stelde aan de gemeenteraad voor de visitatie om de twee jaar te herhalen, om alert te blijven en te voorkomen dat oude gewoontes er weer in sluipen. Sindsdien heeft er echter geen nieuwe burgervisitatie meer plaatsgevonden in Leeuwarden.
In 2014 werd in de gemeente Oude-IJsselstreek ook een burgervisitatie gehouden. Hoewel men ook daar enthousiast was over het instrument en de oogst, bleef ook dat bij een eenmalige actie. Sindsdien zijn er in Nederland geen nieuwe burgervisitaties meer georganiseerd.