Wat gebeurde er precies?
“De burgemeester ziet toe op de kwaliteit van procedures op het vlak van burgerparticipatie”, stelt artikel 170 lid 1c van de gemeentewet. Om dat wat meer kracht mee te geven, bedacht de wetgever dat het goed zou zijn als de burgemeester daarover ook verantwoording zou moeten afleggen.
Daarom werd in 2002 werd tijdens de dualisering van het gemeentebestuur in dat artikel opgenomen dat de burgemeester tegelijk met de jaarstukken een burgerjaarverslag uitbrengt “waarin hij in ieder geval rapporteert over:
a. de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening;
b. zijn bevindingen over het eerste lid, onder c.” (dus over “de kwaliteit van procedures op het vlak van burgerparticipatie”).
Heel veel meer werd er over het burgerjaarverslag niet wettelijk voorgeschreven. Het doel was dat inwoners en raadsleden beter geïnformeerd werden en dat er verantwoording werd afgelegd. Kortom: door meer aandacht en transparantie betere participatie afdwingen.
De precieze inhoud, vorm en diepgang van het burgerjaarverslag mocht elke burgemeester zelf verzinnen. Velen worstelden daarmee: was het voor de raad of de burger en wat moest er eigenlijk in? Was het een communicatie-instrument, om vooral bewoners te laten weten hoe (goed) het ging? Of een kwaliteitsinstrument voor de raadsleden, om beter te werken aan de kwaliteit van dienstverlening en burgerparticipatie? Veel gemeenten maakten daarin geen duidelijk onderscheid. En sommige gemeenten hinkten op beide gedachten. Dat maakte het ingewikkeld om een goed verslag op te stellen.
Gaandeweg werd wel steeds gestructureerder over dienstverlening gerapporteerd. De meeste gemeenten hadden wel kwaliteitsnormen voor dienstverlening waarover (vaak via klantonderzoeken) kon worden gerapporteerd. Rapporteren over burgerparticipatie bleek en bleef lastiger. Gemeenten formuleerden zelden duidelijke doelen rond burgerparticipatie. Vaak bleek de informatie daarover beperkt tot informatie over verplichte inspraakprocedures en/of insprekers bij raads- en commissievergaderingen. Doordat veel gemeenten niet duidelijk hadden (of maakten) wat zij verstaan onder burgerparticipatie en daarmee wilden bereiken, was de informatieve waarde van burgerjaarverslagen wat dat betreft beperkt.
Daarbij groeide de twijfel of zo’n burgerjaarverslag de moeite waard was: werd het wel gelezen en benut? Zitten inwoners wel te wachten op zulk eenrichtingsverkeer? En (hoe) draagt dit bij aan verbetering van burgerparticipatie? Na enkele jaren werd in een flink deel van de burgerjaarverslagen niet meer gerapporteerd over burgerparticipatie. In 2009 kondigde de staatssecretaris aan de verplichting af te gaan schaffen, omdat het niet eenvoudig was gebleken burgers ervoor te interesseren. Prompt stopten diverse gemeenten met het burgerjaarverslag, hoewel dat formeel nog verplicht was. In 2014 concludeerde professor Klaartje Peters in een verkenning van de staat van de lokale democratie: “Het instrument burgerjaarverslag heeft niet gewerkt”. In 2016 is de verplichting uit de gemeentewet geschrapt en stierf dit instrument een stille dood.