Interactieve beleidsvorming
‘Interactief’. Dat was in de jaren negentig van de vorige eeuw een modewoord in overheidsland. En interactieve beleidsontwikkeling werd de grote belofte om als overheid modern te werken. Niet langer zou beleid gemaakt worden vanuit de ivoren toren. Dat moest voortaan in ‘interactie’ met de doelgroepen en belanghebbenden van het beleid. Dat klinkt een beetje als participatie. Daar waar de terminologie verschilt, gaat het eigenlijk om hetzelfde. Oude wijn in nieuwe zakken. Het is niets nieuws.
In het kort
Als je een kamermotie leest die oproept om “te experimenteren met het op diverse wijzen voorleggen van maatschappelijke problemen en beleidsvoornemens aan burgers”, dan zou je denken dat dit een motie is die de Tweede Kamer recent aannam. Niets is minder waar. Al in 1993 riep de Tweede Kamer met deze woorden in de motie Willems het kabinet op werk te maken van ‘interactieve beleidsvorming’. En de Rijksdienst ging er vervolgens - eventjes - vol overgave mee aan de slag.
Wat gebeurde er precies?
Het stof van de Bijzondere Commissie Vraagpunten was amper neergedaald, of de Tweede Kamer nam de motie Willems aan:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat de Bijzondere Commissie Vraagpunten is ingesteld om de relatie tussen kiezer en gekozene en burger en bestuur nader te onderzoeken; overwegende, dat de betrokkenheid van burgers in een vroeg stadium van beleidsontwikkeling zal kunnen bijdragen aan een verbetering van de relatie tussen burger en bestuur; overwegende, dat raadpleging van burgers in een vroeg stadium van beleidsontwikkeling een verhoging van de kwaliteit van overheidsbeleid kan bewerkstelligen; verzoekt de regering te experimenteren met het op diverse wijzen voorleggen van maatschappelijke problemen en beleidsvoornemens aan burgers; en gaat over tot de orde van de dag.
De Bijzondere Commissie Vraagpunten (1989-1991) had onder leiding van de latere Kamervoorzitter Wim Deetman gekeken naar bestuurlijke en staatsrechtelijke vernieuwing. Na de verkiezingen van 1989 was (nieuwe) bezorgdheid ontstaan over het functioneren van het staatsbestel en het parlementaire stelsel. De belangstelling voor verkiezingen nam af, de afstand tussen kiezers en gekozenen werd als (te) groot beschouwd en politieke partijen verloren leden.
Een Bijzondere Commissie van Tweede Kamerleden had deze problemen geïnventariseerd en stelde een aantal vraagpunten op. De commissie heette dan ook wel de Bijzondere Commissie Vraagpunten. Maar een deel van de Tweede Kamer vond dat de conclusies en ambities van die commissie niet ver genoeg gingen. Daarom diende Kamerlid Wilbert Willems samen met enkele collega’s de bovengenoemde motie in die het kabinet opriep werk te maken van interactieve beleidsvorming. Deze motie was gevoed door de ideeën van professor Hans Franken, die kort daarvoor in opiniestuk in het NRC had opgeroepen tot meer interactie met burgers.
Franken bepleitte een duidelijker onderscheid tussen de taken waartoe de overheid zich dient te beperken en dat wat kan worden gedaan door de ‘burgers en hun maatschappelijke verbanden’. Als er meer wordt overgelaten aan de zelfstandige burger, dan ‘kan de overheid gaan afzien van specifieke detailbeslissingen en van de voortdurende verfijning van regels’. Verzelfstandiging van de bureaucratie is mogelijk bij die onderwerpen waar het zwaartepunt niet bij het beleid ligt, maar bij de uitvoering. Zelfbeheer, delegatie en contractmanagement kunnen daarvoor middelen zijn. Het moet dan wel gaan om specifieke overheidstaken: anders dient het afgestoten te worden, uitbesteed of ’vermaatschappelijkt’.
In reactie op de motie Willems werden bij verschillende departementen units ingericht om werk te gaan maken van interactieve beleidsvorming. De grootste, en misschien wel belangrijkste, bij het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening & Milieu. Uiteindelijk leverde dit vooral rapporten en ambtelijke commissies op, en maar weinig échte verandering.
Interactieve beleidsvorming is eigenlijk hetzelfde als participatie en co-creatie. Het werd de modegril van de jaren negentig. Er kwam veel aandacht voor bij overheden en wetenschappers. Verschillende wetenschappers promoveerden op deze thematiek, waaronder professoren Edelenbos, Teisman en Van Buuren. Kern van hun onderzoek was steeds hoe vorm te geven aan interactie in een complex speelveld rond hoofdzakelijk ruimtelijke opgaven.
Inmiddels is de term verouderd of in ieder geval uit de mode geraakt. Nieuwe vormen en termen als coproductie en co-design hebben het begrip opgevolgd. Soms is het oude wijn in nieuwe zakken. Of - zoals Mark van Twist dat noemt - een vorm van verbale vernieuwing.
Meer weten over Interactieve beleidsvorming
De term interactieve beleidsvorming is een containerbegrip. Het omvat verschillende soorten beleidsvorming, zoals participerende beleidsvorming, argumentatieve beleidsvorming en coproductie Allemaal vormen die onder de noemer van interactieve beleidsvorming kunnen worden geschaard. Interactieve beleidsvorming is “een wijze van beleid voeren waarbij een overheid in een zo vroeg mogelijk stadium burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven en/of andere overheden bij het beleid betrekt om in open wisselwerking en samenwerking met hen tot de voorbereiding, bepaling, de uitvoering en/of de evaluatie van beleid te komen.” (Pröpper en Steenbeek, 1999).
Er is veel geschreven over interactieve beleidsvorming, zie bijvoorbeeld:
- Baeten, J. (z.d.). Vlugschrift: checklist interactieve beleidsvorming. Den Haag: XPIN.
- Goverde, H. J. M., & Lako, C. J. (2005). Hoe innovatief is interactieve beleidsvorming? Bestuurswetenschappen, 59, 530-550.
- Hendriks, F., & Tops, P. W. (2001). Interactieve beleidsvorming en betekenisverlening. Interpretaties van een pluriforme praktijk. Beleid en maatschappij, 28(2), 106-119.
- Nederlands Instituut voor Sport & Bewegen (2007). Interactieve beleidsontwikkeling Introductie, handvatten, tips en praktisch aanbod voor beleidsmakers. Geraadpleegd op 16 januari 2023.
- Pröpper, I. & Steenbeek, D. (1999), De aanpak van interactief beleid: elke situatie is anders. Den Haag: Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Een kernnotie bij dit begrip is dat een interactief beleidsproces flexibel moet zijn en aangepast moet kunnen worden aan de specifieke situatie en context. Uit de literatuur komt verder naar voren dat er verschillende stappen moeten worden genomen om een ‘interactief beleidsproces’ te ontwerpen:
- Identificeer de stakeholders: wie zijn betrokken bij het beleidsthema en wie hebben belang bij de uitkomsten van het beleid (bijvoorbeeld burgers, bedrijven, organisaties, et cetera);
- Bepaal de doelstellingen: wat wil je bereiken met het proces? Welke problemen wil je oplossen? Welke verwachte resultaten wil je bereiken?;
- Kies een geschikte participatiestrategie: burgers kunnen op verschillende manieren participeren in het beleidsproces (bijvoorbeeld door co-creatie, een consultatie of een burgerpanel);
- Communiceer helder: zorg dat alle betrokkenen duidelijk op de hoogte zijn van het proces en hun rol hierin. Gebruik verschillende communicatiekanalen zoals social media, persberichten, brochures, et cetera;
- Analyseer de resultaten: bekijk de resultaten van de participatie en pas het beleid aan waar nodig;
- Evaluatie: voer na afloop van het proces een evaluatie uit om te bepalen of de doelstellingen zijn bereikt en of er nog verbeterpunten zijn.
Er is een sterke overlap tussen de stappen die gezet moeten worden voor het ontwerpen van een interactief beleidsproces en de stappen die gezet moeten worden voor het ontwerpen van een participatieproces. Sterker nog, in feite is het gewoon hetzelfde!
Lessen
- Participatie is niet nieuw; dat maakt deze Canon van Participatie hopelijk duidelijk. De aandacht ervoor varieert in de loop der tijd. In 1993 kwam het hoog op de politieke agenda, onder de noemer interactieve beleidsvorming. Af en toe komen er nieuwe woorden, termen, of aanpakken in de mode. Sommige blijven, sommige vergaan. Dat is prima. Het zorgt voor verder denken en soms ook tot daadwerkelijke veranderingen en verbetering van de praktijk van participatie in ons land.
- De termen die we plakken op vernieuwingen geven soms blijk van nieuwe inzichten en aanpakken, maar zijn ook onderhevig aan mode: het zijn kinderen van de tijd. Regelmatig komen nieuwe (vaak Engelse) termen op. Het is aan eenieder om goed op te letten of deze ook echt inhoud hebben, of dat we kijken naar de spreekwoordelijke nieuwe kleren van de keizer.
- Taal heeft betekenis. Zo onderzoeken wetenschappers via discoursanalyse de (politieke) betekenis van taal van bepaalde groepen of perioden. Vanuit het besef dat het spreken van een bepaalde groep op een bepaald niveau (politiek, wetenschap, literatuur, 'alledaags') daarmee de werkelijkheid structureert en daarmee impliciet vastlegt wat zij voor moraliteit en waarheid houdt.
Bronnen
De informatie op deze pagina is gebasseerd op de onderstaande bronnen.
Bronnen: Wat gebeurde er precies?
Lees het volgende verhaal