Wat gebeurde er precies?
1672 staat bekend als het Rampjaar. Volgens een Nederlands gezegde was "de regering radeloos, het volk redeloos en het land reddeloos". De Staatsgezinden hadden het leger in het Stadhouderloze Tijdperk jarenlang verwaarloosd. Daardoor was de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden kwetsbaar geworden voor een aanval. In 1672 de Republiek aangevallen door Engeland, Frankrijk en de bisdommen Münster en Keulen. Het leidde tot chaos, crisis en opstanden in het land. Banken, scholen, winkels, rechtbanken en schouwburgen werden gesloten. En een woedende menigte koelden haar woede op de leiders van de Staatsgezinden verantwoordelijk werden geacht voor de verwaarlozing van ‘s lands defensie”. De gebroeders de Witt werden door een woedende menigte afgeslacht bij de Haagse Gevangenpoort.
In 1672 verschenen maar liefst 1.600 politieke drukwerken (normaal 300 per jaar) in een totale oplage van ruim twee miljoen stuks. ‘Wat regende ’t alom Pasquillen [= pamfletten] door het lant’, merkte een ooggetuige op over dit Rampjaar.
Dat jaar veranderde nog iets: petities werden toen niet meer alleen aan de desbetreffende overheid aangeboden, maar verschenen ook in druk op de markt. Daardoor hoorden burgers van elkaars klachten en ontdekten ze dat ze gezamenlijke doelen hadden. Zo eisten diverse petities het stadhouderschap voor de prins van Oranje (met succes) en meer inzicht in het bestuur (met wisselend succes). Petities werden hiermee onderdeel van de zeventiende-eeuwse pamfletcultuur.
Een petitie was een breed-geaccepteerde manier om invloed uit te oefenen op het (lokaal) bestuur. Het waren collectieve initiatieven: groepen inwoners kwamen samen om het verzoek op te stellen, vaak met een advocaat die zorgde dat de overheid op de juiste manier werd aangesproken. Voor het indienen golden strikte regels. Voordat petities in druk verschenen, presenteerden de meest aanzienlijke burgers in hun mooiste kleding de handgeschreven petitie aan de bestuurders. Men stelde zich netjes en gehoorzaam op, maar liet ook goed merken dat het verzoekschrift afkomstig was van mensen die serieus genomen moesten worden. Een petitie waar tien aanzienlijke burgers hun naam onder hadden geschreven, maakte veel meer indruk op een zeventiende-eeuwse Nederlander dan een petitie die door honderd boeren was ondertekend. Een ander woord voor petitie was rekest. En nog altijd betekent ‘nul op het rekest krijgen’ dat iemand je verzoek afwijst of niet naar je wil luisteren.
Het indienen van een petitie was in feite een teken van onderdanigheid, omdat de indiener de persoon of instantie bij wie hij zijn document neerlegde als autoriteit erkende. Door petities als gedrukt pamflet uit te brengen, verschoof een deel van de autoriteit naar het anonieme publiek van pamfletten. Ambtsbekleders hadden dit goed in de smiezen en brachten soms zelfs neppetities op de markt om steun voor hun plannen te veinzen.
Na het Rampjaar luwde de pamflettenstorm. Maar toen had de gedrukte petitie onder inwoners van de Republiek een plek veroverd als hét medium om hun stem te laten horen. Bij onlusten en oproeren verschenen na 1672 dan ook steeds gedrukte petities. Daarvoor was dit niet het geval. En nog altijd maken Nederlandse burgers hun wensen, klachten, grieven en politieke opvattingen in een publiek debat vaak kenbaar via petities.