Hoofdmenu

Transcript | De balans tussen interne en externe participatie (Tessa Hollaar)

Liesbeth: Welkom bij Participatiepraat. In deze podcast ga ik, Liesbeth Rasker, praten met participatie-professionals, bestuurders en ambtenaren. Ze zijn betrokken omdat ze allemaal, vanuit een andere rol, betere plannen en beter uitvoerbaar beleid willen maken. In deze podcast geven ze een kijkje achter de schermen van een participatieproject waar ze bij betrokken waren. Ze delen hun successen maar ook de uitdagingen die ze zijn tegengekomen. Want, goede participatie plannen en uitvoeren, dat is nog niet zo eenvoudig.

Hoe zorg je voor onderling vertrouwen? Hoe maak je participatie toegankelijk voor zoveel mogelijk mensen? En hoe zorg je ervoor dat de inbreng van burgers écht een verschil maakt?

Deze aflevering spreek ik met Tessa Hollaar. Tessa is senior beleidsmedewerker circulaire economie. Ze houdt zich voornamelijk bezig met het Circulair Materialenplan, ook wel CMP. Participatie wordt in dit project veel ingezet. En hierbij is er een duidelijk spanningsveld aanwezig tussen de interne en externe stakeholders. Tessa gaat er alles over vertellen.

Tessa welkom, wat fijn dat je tijd voor ons hebt. Wil je jezelf even voorstellen?

Tessa: Ja, ik ben Tessa Hollaar, senior beleidsmedewerker circulaire economie. En wat ik precies doe, ik trek twee dossiers. Aan de ene kant het stortdossier en aan de andere kant de overgang van het Landelijke Afvalbeheerplan naar het Circulair Materialenplan.  

Liesbeth: Ja, en daar gaan we het vandaag precies over hebben. Allereerst, zet het eventjes voor me neer. Waar hebben we het precies over?

Tessa: Ja, het Circulair Materialenplan. Al een hele mond vol. 

Liesbeth: Precies, Circulair Materialenplan.

Tessa: Om te begrijpen wat het CMP is, ik zal de afkorting gebruiken. Dan moeten we eigenlijk ook weten wat het Landelijk Afvalbeheerplan is. En dat is nu het uniform en bindend kader voor bedrijven en overheden bij bijvoorbeeld vergunningverlening, toetsing en handhaving, maar ook voor decentrale overheden die regels maken. En dat allemaal bij afvalstoffen. Dus voor elke handeling met afvalstoffen en als je daar iets over zou willen weten, kan je in het Lab kijken. En dan weet je wat je moet doen.

Liesbeth: Ja.

Tessa: Eind 2023 loopt het huidig afvalbeheerplan af en dan moet er dus een opvolger komen. En circulaire economie vraagt meer dan alleen maar goed afval beheer en daarom zijn we dus ook overgestapt naar een Circulair Materialenplan. Om ook te kijken hoe we dat dus breder kunnen gaan trekken en hoe we meer naar de voorkant van de keten kunnen gaan. Dus hoe we die reikwijdte breder kunnen gaan trekken. 

Liesbeth: Ja, want dat is wat er ontbrak aan het vorige plan wat er lag?

Tessa: Ja, dat is echt toegespitst op afvalstoffen beheer en we willen met het CMP dus ook wat meer inspiratie gaan bieden voor de voorkant van de keten. 

Liesbeth: En aan wat voor inspiratie moet ik dan denken?

Tessa: Je moet er eigenlijk aan denken dat veel bedrijven en veel overheden, denk bijvoorbeeld aan een omgevingsdienst, al graag willen weten wat zij nu precies kunnen doen in het kader van meer naar de voorkant van de keten gaan. Dus bijvoorbeeld aan preventie van afvalstoffen of nog meer aan de voorkant van de keten, preventie van een product. En het Lab biedt nu bijvoorbeeld al een overzicht van eigenlijk alles wat er omtrent afvalstoffen beheer is. En dat willen we met het CMP dus nog breder gaan trekken en dat dus ook voor bijvoorbeeld preventie aan de voorkant van de keten gaan bieden voor een afvalstroom. En door dat aan te bieden hopen we dus ook die verbinding te leggen, omdat daar al een hele hoop gebeurt. Maar we willen eigenlijk meer de lijntjes aan elkaar knopen. Dus eigenlijk willen we ook daar meer de inspiratie in bieden.

Liesbeth: Ja, en we hebben het vandaag natuurlijk over participatie. Wat vind je daarvan binnen overheidsprojecten?

Tessa: Ik vind het heel belangrijk, omdat we als overheid in dat opzicht niet opereren op een soort eilandje. We maken niet het beleid alleen maar voor onszelf. Dat doen we ook voor de mensen in de buitenwereld. En ik vind het ook daarom heel belangrijk dat er dus aan participatie wordt gedaan. En dat je dus ook spreekt met de bedrijven, overheden of burgers die onder jouw beleid vallen.

Liesbeth: En op welke aspecten hebben we in dit verhaal te maken met participatie?

Tessa: Voor ons is het tweeledig. Aan de ene kant hebben we de interne participatie zoals wij dat noemen. Dat is de participatie binnen het ministerie zelf. En de externe participatie dus met de bedrijven en de overheden buiten.  

Liesbeth: En van wat voor interne participatie is er sprake?

Tessa: Nou wij betrekken sowieso eigenlijk alle beleidsmedewerkers die nodig zijn. We hebben binnen onze eigen directie bijvoorbeeld CMP on tour georganiseerd. Om eigenlijk alle andere mensen te vertellen wat we nu aan het doen zijn. En ook wat onze verwachtingen zijn naar de andere personen toe. Omdat we merken dat het voor ons in eerste instantie ook best zoeken was naar hoe we het CMP gingen vormgeven. En wij dachten “deze vragen spelen ook bij andere mensen” dus daar moeten we wat meer duidelijkheid over gaan geven. Dus daar hebben we stappen in gezet.

Liesbeth: En CMP on tour, hoe zag dat eruit?

Tessa: Binnen de directie zijn verschillende taakvelden en wij zijn eigenlijk bij elk taakveld op bezoek geweest. Want alle taakvelden hebben elke week een taakveldoverleg waar we steeds op bezoek zijn gegaan. En daar hebben we een presentatie geven over waar we nu staan in het proces met het CMP, welke stappen we nog moeten zetten en waarvoor we dus ook naar de beleidsmedewerkers kijken. Daarbij konden zij natuurlijk ook vragen stellen over “waarom hebben jullie deze beslissingen gemaakt en hoe gaan jullie dat verder uitwerken?” Dat was een hele leuke wisselwerking.

Liesbeth: ja, en als het gaat over de externe participatie, hoe zag dat eruit?

Tessa: Ja dat is een lopend traject. We zijn in eerste instantie begonnen met een enquête. Die hebben we vorig jaar zomer uitgezet. Toen zaten we nog heel erg aan het begin van het traject en waren we zelf ook nog zoekende. En toen hebben we ook de vraag heel open naar buiten gesteld “Wat vinden jullie nu van het huidig Landelijk Afvalbeheerplan? Wat mist daar bijvoorbeeld in? Wat gaat er goed? Wat gaat er minder? En welke stappen vinden jullie dat wij moeten zetten?” Ook om de ideeën die wij zelf al hadden eigenlijk te kunnen toetsen aan de ideeën in de buitenwereld over waar we naar toe moeten.

Liesbeth: En zaten daar grote verschillen tussen?

Tessa: Nee, dat viel eigenlijk heel erg mee. De ambitie die in de buitenwereld is en die wij eigenlijk ook hebben dat matchte heel erg mooi.

Liesbeth: Hoe geeft je zo’n enquête vorm?

Tessa: Dat hebben we samen met de directie participatie gedaan. Ook omdat wij zelf zoekende waren in: hoe doen we dit goed? En hoe zorgen we dat we de antwoorden krijgen waar we naar op zoek zijn en waar we dus ook wat mee kunnen?  We hebben in dit geval eigenlijk gekozen voor heel veel multiple choice vragen. En daar waar we dachten hier hebben we misschien toelichting nodig naast de multiple choice, hebben we de keuze gegeven voor een toelichting.

Liesbeth: En waarom kies je dan voor multiple choice?

Tessa: Omdat het vaak ging om ‘wat vind je hiervan?’ Dus om toch een soort scoring te kunnen geven van zeer slecht tot zeer goed. En om dan eigenlijk te kijken of we uitkomen op een mager zesje of om te zien dat we het eigenlijk toch wel goed doen. Gelukkig was de conclusie dat we het toch eigenlijk wel goed doen.

Liesbeth: Dit gaat dus ook al over het delen van de informatie. We kijken deze serie elke aflevering naar verschillende succes factoren van participatie en deze keer is dat stakeholders informeren, de tweede succesfactor. Als je ze voldoende informeert dan kunnen ze een betekenisvolle bijdrage leveren in het hele traject. Waarom is het zo van belang om die informatie te delen?  

Tessa: Nou omdat er bij ons in het traject best wel een wisselwerking zit tussen de partijen die het CMP aan het schrijven zijn en de externe partijen die het straks moeten gaan gebruiken, omdat zij er direct mee aan de slag moeten. Het moet dus ook een heel praktisch document zijn. En omdat er in de buitenwereld best wel wat kennis zit. Wij hebben binnen het ministerie zelf al een hoop kennis, maar in de buitenwereld zijn ze er dagelijks mee bezig. Wij kunnen dus vanuit de spreekwoordelijke ivoren toren iets opschrijven en zeggen “buitenwereld doe daar maar iets mee”. Maar dat kan dan in de praktijk totaal niet werken. En daar is het gewoon heel belangrijk voor. Dat we dus dingen al voordat het straks echt definitief is een keer getoetst hebben, dat we in gesprek gaan en dat we dus eigenlijk samen komen tot iets wat werkbaar is. 

Liesbeth: Bij de Directie Participatie van het Ministerie van IenW wordt veel onderzoek gedaan naar participatie en de beste manier om dit in de praktijk uit te voeren. Elke aflevering zullen we dan ook 1 van deze publicaties of handreikingen met jullie delen zodat je in jouw volgende participatieproject hier meteen mee aan de kunt slag gaan.

Deze keer kijken we naar de handreiking ‘Stakeholders informeren’. Stakeholders kunnen alleen een betekenisvolle bijdrage leveren aan de totstandkoming van beleid wanneer zij voldoende zijn geïnformeerd. Het is dus van belang om dit vroegtijdig en grondig te doen. We hebben verschillende tips op een rijtje gezet om het informeren van stakeholders zo goed mogelijk te laten verlopen in de praktijk.

Ten eerste is het belangrijk om beschikbare informatie en documenten toegankelijk te maken. Dit doe je door op taalgebruik te letten. Hierin zijn begrijpelijke taal, korte zinnen en een duidelijk structuur van belang. Ook moet de informatie makkelijk leesbaar zijn. Bundel wat op verschillende plekken staat en geef de samenhang tussen de documenten weer. 

Vervolgens is het van belang om je in de doelgroep te verplaatsen. Wat vindt jouw stakeholder belangrijk? En welke zoektermen zal de stakeholder gebruiken om de informatie te zoeken?

Verder moeten besluitvormingsprocessen altijd open, transparant en navolgbaar zijn. Wees dus altijd open over het proces ook, of misschien wel juist, als je niet open kunt zijn over de inhoud. Zo creëer je de juiste verwachtingen. Ook is het van belang om belangen ten behoeve van de besluitvorming in kaart te brengen en laat zien hoe deze mee worden gewogen in de besluitvorming. Geef participanten hier altijd een terugkoppeling van.

De laatste tip: Wees open over je dilemma's. Bespreek ze intern en maak naar buiten toe kenbaar met welke dilemma's je worstelt.

Ben je benieuwd naar hoe andere participatieprofessionals dit hebben toegepast? Op kennisknooppuntparticipatie.nl/publicaties vind je de handreiking met enkele voorbeelden uit de praktijk.

Net zei je inderdaad dat jullie de enquête als methode gebruiken, zijn er ook andere manieren van participatie die jullie hebben toegepast?

Tessa: Ja zeker, we organiseren ook bijeenkomsten. En dan zijn dat hele specifieke bijeenkomsten. Dus echt met de stakeholders die we daarvoor nodig hebben. We hebben al eens met bijvoorbeeld omgevingsdiensten gesproken. Dan gaat het dus heel specifiek over de onderwerpen die de omgevingsdiensten raken. Zo hebben we een hele serie van zulk soort bijeenkomsten georganiseerd en eigenlijk gedurende het traject gaan we daar nog meer sessies van organiseren.

Liesbeth: En wat zijn de reacties vanuit de participanten?

Tessa: Die vinden het heel fijn dat ze al zo vroeg in het traject betrokken worden. Want er komt straks ook gewoon nog een inspraak procedure. Maar wij willen eigenlijk al meer in de voorkant de partijen trekken om te zorgen dat als straks de inzage en de inspraak periode start er eigenlijk weinig hoeft terug te komen, omdat we alles al een keer hebben besproken.

Liesbeth: Klinkt eigenlijk best logisch dat je ze er al zo vroeg bij betrekt. Is dat ook wel eens niet gebeurt en wat levert dat dan op?

Tessa: Bij ons gebeurt dat eigenlijk altijd wel. En wij willen eigenlijk zorgen dat er een traject is waarin we meer in gesprek blijven. En dat dat dus niet iets is wat alleen maar gebeurt bij een wijziging.

Liesbeth: Ja dat er eigenlijk constant contact is. Zijn er dingen waar je tegenaan loopt in deze of in de andere participatie vormen? Wat zijn de uitdagingen?

Tessa: Nou sowieso dat we natuurlijk een soort overgang aan het maken zijn, van het Landelijk Afvalbeheerplan naar het Circulair Materialenplan, en we dus eigenlijk die reikwijdte aan het verbreden zijn van het plan. Dat betekent dat we ook een andere stakeholder groep aan het aanspreken zijn. Want het afvalbeheerplan zit precies op dat, partijen die met afval omgaan. Met het CMP spreken we dus ook partijen aan die misschien meer producent zijn in plaats van afvalstoffenverwerker.  

Liesbeth: Want je gaat meer naar voren in de keten zoals je net al zei inderdaad.

Tessa: Ja klopt we gaan daar meer informatie over opnemen. Dus andere partijen krijgen ook een belang bij het CMP.

Liesbeth: En hoe benader je die nieuwe partijen?

Tessa: Dat hebben we dus allereerst gedaan door die enquête. Die hebben we heel breed uitgezet. Daar hebben we ook via verschillende kanalen over gecommuniceerd om te zorgen dat we dus ook andere partijen aan gaan spreken. 

Liesbeth: En die stonden ook meteen te springen om mee te doen?

Tessa: Er zijn reacties in de enquête op teruggekomen. Dus er zijn ook wel zeker andere partijen die zich gelukkig aangesproken hebben gevoeld en dus ook mee hebben gedaan. En we proberen op die manier ook via bijvoorbeeld de verschillende transitie agenda’s contacten te leggen en dus zo ook het netwerk voor onszelf te verbreden.

Liesbeth: Ik kan me voorstellen dat het ook een beetje een balans is tussen al die verschillende stakeholders. Daar komen dan nieuwe stakeholders bij. Daarmee verandert ook de balans. Wat zijn de grootste veranderingen die jullie meemaken?

Tessa: Nu eigenlijk nog niet zo heel veel. Voor de sessies vragen we het steeds heel stakeholder gericht. Maar wel potentieel in hoe we de verdere participatie gaan inrichten, omdat de groep gewoon veel groter wordt. En je daar toch een soort modus operandi voor moet gaan vinden om dat vorm te geven. Waar we nu bijvoorbeeld een begeleidingscommissie hebben wat één groep is. Zou het zomaar kunnen dat we die misschien uit moeten gaan splitsen.

Liesbeth: En hoe kom je erachter of dat dan de methode is?

Tessa: Daar zijn we nu over aan het nadenken. Van hoe gaan we überhaupt het verdere traject inrichten. Daar laten we ons ook in adviseren. Dus daar hebben we communicatie experts voor die met ons mee denken en ons daar een advies in geven in wat er passend is.

Liesbeth: Hier is helemaal geen burgerparticipatie bij?

Tessa: Nee, het is niet actief dat we burgers betrekken, omdat het Lab en straks het CMP eigenlijk vooral voor medeoverheden en bedrijven is. Dat betekent niet dat burgerinspraak niet welkom is. Ze zijn zeker vrij om als er straks inspraakprocedures zijn, daaropin te spreken. We hebben ook een helpdesk afvalbeheer. Dus als er vragen zijn over het Lab of over het CMP of de ontwikkeling daarvan. Dan is iedereen gewoon vrij om daar vragen te stellen en ons te benaderen.

Liesbeth: Gebeurt dat?

Tessa: Door bedrijven wel, maar door burgers tot op heden nog niet.

Liesbeth: En wat voor inspraak van bedrijven krijgen jullie zowel terug?

Tessa: Soms heel specifiek. Dus een bedrijf verwerkt een bepaalt materiaal, wij hebben daar dan ideeën over en daar wordt dan van aangegeven “wij zien dat het deze kant op gaat dus hou hier ook rekening mee”. Of, tot op heden niet, maar misschien ook “jullie denken aan dit, maar wij zijn het daar niet mee eens. Jullie moeten hier en hieraan denken”.

En soms heel generiek, dus heel positief van “We vinden het goed dat jullie deze enquête uitgezet hebben.” of “Het lab wat jullie nu al hebben liggen vinden we heel erg goed bruikbaar en daar werken we heel veel mee.”

Of soms misschien de andere kant van de medaille. “Het Lab is heel erg fijn als je weet hoe je er mee moet werken, maar als je er onbekend mee bent dan is het best moeilijk om er doorheen te komen.” Dat was voor ons ook weer even een goede boodschap van hier moeten we mee aan de slag.

Liesbeth: En sta je dan wel eens tegenover elkaar ook? Want dit klinkt alsof eigenlijk alles in samenspraak gaat. Maar waar zitten de schuurpunten? Waar wrijft het?

Tessa: We zijn natuurlijk allemaal heel ambitieus. Alleen de stappen zetten en het door ontwikkelen van het plan gaat niemand snel genoeg. Ook onszelf niet. En daar wrijft het soms wel eens. Dat er verwacht wordt dat wij innovatiever zouden moeten zijn of grotere stappen zouden moeten zetten dan we misschien kunnen. Sommige beslissingen hebben nu eenmaal een goede onderbouwing nodig. Dus voordat we een bepaalde stap kunnen zetten moeten we daar echt goed onderzoek voor doen. Of kijken wat de milieueffecten van iets zijn. En zulk soort onderzoeken duren nou eenmaal eventjes. En dat betekent ondanks dat we iets een heel goed idee vinden, het niet van vandaag op morgen geregeld is.

Liesbeth: En is dat dan de wrijving van de externe of interne stakeholders?

Tessa: Dat is dan meestal de wrijving van externe stakeholders. Omdat de interne stakeholder het precies hetzelfde ervaren.

Liesbeth: Maar goed, daar zijn ook een hoop verschillende partijen, schetste je net. Waar zit dan bij de interne kant meer de wrijving?    

Tessa: Intern zou ik zeggen dat de wrijving zit bij het zorgen dat iedereen meegaat. We hebben een hele groep betrokkenen.

Liesbeth: Hoe groot is die groep?

Tessa: We hebben nu binnen I&W zelf ongeveer 20, 25 mensen. En bij Rijkswaterstaat hebben we ook een team van tussen de 15 en 20 mensen rondlopen. 

Liesbeth: Ja dat telt wel op natuurlijk.

Tessa: Ja, en niet iedereen is hier natuurlijk de hele dag mee aan de slag. Maar het zijn toch een hele hoop mensen die zich hier mee bezig houden. En daar merk je ook in dat sommige mensen heel erg van de droombeelden zijn en andere mensen heel erg van het praktische. En je moet toch iedereen meekrijgen. En we moeten ook uiteindelijk een product op gaan leveren.

Liesbeth: En hoe zorg je dan dat ze allemaal in het midden komen te staan?

Tessa: Dat proberen we door wat wij noemen de projectleiders dag te organiseren. Dit staat nog op de planning.  En daar gaan we dan de hele groep eens bij elkaar brengen en willen we workshops organiseren, bijvoorbeeld voor schrijven. Om daarin iedereen op eenzelfde niveau te krijgen en ook om dat samenhorigheidsgevoel te creëren. Door eigenlijk ook heel duidelijk het schrijfproces verder te schetsen.

Liesbeth: Van het plan bedoel je dan?

Tessa: Inderdaad, dus wanneer moet het er liggen? En hoe gaan we daar komen? We hebben al een zekere opzet, dus die moeten we gaan invullen. En ik denk dat daar voor de dromers dan duidelijk gaat worden van “oké dan moet het echt klaar zijn” en voor de praktische mensen zit misschien soms wat uitdaging in hoe we de lay-out opgezet hebben. Dus dat daar soms ook wat meer over gedroomd moet worden van “oh hoe geef ik hier aan dit kopje goed invulling?”. 

Liesbeth: En wat is nou voor jou de kracht van participatie? Waar schuilt het succes in?

Tessa: Het succes van participatie zit voor mij in; we moeten een document maken waar wij als overheid wat mee kunnen, maar waar de buitenwereld ook wat mee kan. En waar de buitenwereld straks ook heel blij mee is. Dus dat de vergunningverlener denkt “Goh ik kan dit echt goed gebruiken als ik een vergunning aanvraag binnenkrijg.” Of een medeoverheid die ergens vragen over krijgt en het dan als naslag werk kan gebruiken. Dat is voor mij vooral de kracht van participatie, dat we daar samen ook allemaal trots op kunnen zijn dat het er ligt, dat we er blij mee kunnen zijn en dat we er allemaal goed mee kunnen werken.

Liesbeth: En als je het tijdsbestek wat kleiner maakt, waar haal jij het succes uit?

Tessa: Het horen van bijvoorbeeld externe partijen dat ze al zo blij zijn dat ze nu vroeg aangehaakt worden. Dus dat ze al ideeën aan kunnen dragen. En ook de manier waarop we het nu ingericht hebben, dat ze heel erg het gevoel hebben dat er naar ze geluisterd wordt. En ik denk dat dat heel belangrijk is in het managen van je stakeholders. Dat je niet in je ivoren toren blijft zitten, maar dat je ook een luisterend oor biedt aan degene die het leidend voorwerp van het beleid is. En dat je dus ook weet waar zij tegen aan lopen.

Liesbeth: Er gaan ook dingen in dat plan staan waar sommige stakeholders ontevreden mee zijn? Waarin ze beperkt of beknopt gaan worden? Hoe manage je dat?

Tessa: Door nu al het gesprek aan te gaan. Dus door duidelijk te zijn over “we willen dit gaan doen om die en die reden”. Daar kan iemand wat van vinden en het er niet mee eens zijn, maar dan kunnen we uiteindelijk wel zeggen “we hebben naar je geluisterd, maar alles overwegende zijn we toch tot de conclusie gekomen dat we dit wel gaan doen”.  En ik denk ook dat dat de beslissing zelf sterker maakt, omdat je zelf je overwegingen hebt gemaakt. Die heb je eigenlijk ter toetsing aangeboden aan de buitenwereld. Zij hebben gezegd “dat vinden we geen goed idee om deze en deze reden”.  En blijkbaar zijn we dan toch tot de conclusie gekomen, we moeten het wel doen om verschillende andere redenen.

Liesbeth: Wat zijn redenen om toch naar de externe stakeholder te luisteren?

Tessa: Stel dat een externe stakeholder zegt dat iets echt niet kan. Dan is dat natuurlijk een hele goede reden om het niet te doen, of om te kijken hoe we wel praktisch invulling kunnen geven aan wat is aangegeven. Dus hoe vinden we hier een weg omheen? We willen graag naar een circulaire economie toe. De ambitie is er. En hoe kunnen we daar dan toch een stap in zetten?

Liesbeth: Wat maakt iemand een goed participatieprofessional?

Tessa: Het goed kunnen luisteren en ook de goeie vragen kunnen stellen. Dus soms doorvragen omdat het eerste antwoord misschien niet altijd de reden is waarom iemand iets vindt. Het waarom erachter echt vinden, uitvinden waar de pijn is en dan kijken of we er samen wat aan kunnen doen.

Liesbeth: Dan kan participatie een heel nuttig middel zijn om goed en werkzaam beleid te maken. Wat is er tegen participatie te zeggen?

Tessa: Dat vind ik heel moeilijk. Het kost tijd maar ik denk dat het goed bestede tijd is. Dus ik zou dat niet op willen voeren als een reden waarom je het niet moet doen.

Liesbeth: En waar zit de meeste tijd in?

Tessa: Als je een sessie gaat organiseren, moet je goed nadenken over wat je aan de deelnemers wilt vragen, wat je eruit wilt halen en op welke manier je dat goed kunt bewerkstelligen. En dan merk je dat de afgelopen periode met corona daar hindernissen in opwierp. Omdat we op het laatste moment van iets wat we in een zaaltje hadden geplant naar een online omgeving moesten verplaatsen. Dat biedt dan een andere dynamiek en dat zijn toch allemaal uitdagingen waar je wat mee moet doen. In het geval van techniek moet je testen of het allemaal werkt en dat kost tijd.

Liesbeth: Heb jij nog een gouden tip voor collega’s die luisteren voor hun participatieproject?

Tessa: Ja ga vooral in gesprek met je stakeholders want je leert nog eens wat.

Liesbeth: Wat is het leukste dat je hebt geleerd?

Tessa: Nou niet zo zeer geleerd, maar in een gesprek met stakeholders vond ik een heel mooi compliment. Dat ze het toch zo fijn vonden dat er nu eens naar ze geluisterd werd. En dat vond ik mooi om terug te krijg want daar doe je het voor.   

Liesbeth: Ja dat lijkt mij een prachtig einde. Ik wil je heel erg bedanken voor je tijd.

Tessa en haar collega’s bouwen de kast van het CMP en de interne en externe participanten vullen vervolgens de laadjes. Zo zorgt participatie ervoor dat stakeholders echt invloed kunnen uitoefenen op het CMP. Dit was participatiepraat. Wil je nou meer weten over het informeren van stakeholders? Je kunt de hele handreiking vinden op kennisknooppuntparticipatie.nl/publicaties.

Cookie-instellingen